Thuis in de kerststal
Column Thuis
Thuis
Ik reed al een tijdje in de wijk, op zoek naar een adres.
Uiteindelijk vroeg ik aan een meneer die zijn hond uitliet:
‘Weet u Klaverblad 5?’ Hij schrok en zei toen:
‘Ik woon hier al 40 jaar, maar… het spijt me.’
Ik reed stapvoets door, attent op elk signaal.
Nog geen 100 meter verder vond ik het adres.
Hoe kon die meneer dat nou niet weten?
Eigenlijk is het antwoord niet zo moeilijk.
We wonen niet echt op de plek waar ons huis staat.
Thuis zijn betekent de plek kennen.
Maar wij lopen tientallen jaren door dezelfde straten zonder hun namen te kennen,
de bomen te zien bloeien, of de vogeltjes te zien uitvliegen.
Ons hoofd is ergens anders: te veel te doen, te veel ballen hoog te houden.
We bewonen de aarde evenmin.
We bezetten haar en leggen de aarde onze wetten op.
Daarom kunnen we haar leegplunderen, verwaarlozen, beknotten,
zonder iets te doen om haar te herstellen.
Zouden we haar bewonen,
de namen en de ritmes van alle levende wezens om ons heen kennen,
dan zouden we ons thuis voelen onder de hoge hemel.
Dan zou de aarde onder onze voeten een plek van genade zijn.
We associëren dat gelukzalige gevoel vooral met vakantie,
met die ene zonsondergang, dat ene uitzicht vanaf de hoge berg,
die ene tafel met voor jou klaar gemaakt eten.
Maar dat zijn uitzonderingsmomenten, toch?
In het alledaagse leven kan dat niet.
Het is beter je dan wat te wapenen.
Anders komt het to-do lijstje niet af.
Anders zijn er vast duistere krachten die loeren op een kans:
Angst, depressie, agressie,
dat eeuwige stemmetje dat zegt dat ik niet goed genoeg ben.
Misschien kunnen we leren van het kerstverhaal.
In het duister van de nacht, donkerder kan het niet worden,
wordt een kind geboren.
Er was geen huis, zelfs geen plekje in een herberg.
De geboorte vond plaats in een stal.
Armoediger en kwetsbaarder kon het niet.
Tientallen jaren dacht de evangelist Johannes na over de betekenis van deze geboorte.
Toen schreef hij:
‘Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond.’
Stel je de aarde voor, die kleine bol, in het grote, duistere heelal.
Hoe is daar in Godsnaam leven op mogelijk?
Johannes zegt: God zelf heeft in het duister een tent opgezet.
Hij heeft het licht ontstoken aan het hemelse tentzeil.
Hij heeft er een thuis geschapen voor mensen en dieren.
Tenslotte is Hij er zelf komen wonen.
Hij was geen bezetter die er Zijn wil kwam opleggen.
Hij kwam als een pasgeboren kind.
Het kind straalt van Gods licht, vertelt Johannes.
Het kind laat zien dat God de wereld niet onbewoonbaar heeft verklaard.
Het heeft zijn hart zacht kunnen houden.
Het heeft zich verbonden met al het leven om Hem heen
en is een Geneesheer geweest die gebroken harten hielp helen.
Wie zo in Zijn voetsporen gaat,
zal thuis zijn op deze aarde.
Ondanks alles.
Zalig Kerstfeest!
Marion Korenromp
Artikelen in dit thema Thuis in de kerststal
- Kijktafel voor Advent en Kerstmis
- 1e week van de Advent - Bij mij thuis
- 2e week van de Advent - Een thuis maken
- 3e week van de Advent - Weg van thuis
- 4e week van de Advent - Een thuis voor het kindje
- Kerstmis - Welkom thuis
- Wekenversje voor de Advent: Waar je een ster ziet daar voel je je thuis!
- Column Thuis
- Adventskrans maken
- Prentenboeken over thuis zijn
- Verhalen rond de kerststal
- Kleine Uil wordt wijs - filmpjes voor Advent en Kerst
- Van Advent tot Driekoningen - Bidden bij de mooiste Kerststallen
- Bijbelverhalen over Thuis in de Advent
- Huiszegen
- Webinar voor wie (te) druk is