Warmer worden
Groot en klein zusje
Een ingekort verhaal van Charlotte Zolotow naverteld door Nelleke Spiljard
Er waren eens een groot zusje en een klein zusje. Het grote zusje zorgde altijd voor alles. Zelfs als ze aan het touwtje springen was lette ze op dat haar kleine zusje niet van de stoep af ging. Als ze op haar fiets reed, nam ze klein zusje achterop. Als ze naar school ging, pakte ze klein zusje bij de hand en hielp haar oversteken. Als ze buiten verstoppertje speelden, keek ze goed uit dat klein zusje de weg niet zou kwijtraken. Groot zusje zorgde overal voor en klein zusje dacht dat groot zusje álles kon.
Soms gebeurde er iets waardoor klein zusje moest huilen, en dan was het altijd groot zusje dat maakte dat het huilen overging. Eerst sloeg ze haar arm om klein zusje heen, dan gaf ze haar een zakdoek en zei: “Hier, snuiten.” Groot zusje wist altijd precies hoe alles moest.
“Nee dat moet je niet zó doen,” zei ze dan, “dat doe je zó.” En klein zusje deed het zó.
Maar op een keer wilde klein zusje alleen zijn. Ze had er genoeg van dat groot zusje steeds maar zei:
“Ga hier zitten.”
“Ga daar naar toe.”
“Je moet het zó doen.”
En toen groot zusje limonade en koekjes voor hen tweetjes ging halen, sloop klein zusje weg, het huis uit, de tuin uit, de weg langs, helemaal tot aan het weiland, waar ze zich kon verstoppen tussen het hoge gras vol margrieten.
Al gauw hoorde ze groot zusje roepen en roepen en roepen. Maar klein zusje gaf geen antwoord. De stem van groot zusje klonk harder als ze dichterbij kwam en zachter als ze de andere kant uitging. Klein zusje ging achterover in het margrietengras liggen. Ze dacht aan limonade met koekjes. Ze dacht aan het boek waaruit groot zusje haar zou voorlezen, dat had ze beloofd. Ze dacht aan groot zusje die zei:
“Ga hier zitten.”
“Ga daar naar toe.“
“Je moet het zó doen.”
Nu was er niemand die klein zusje zei hoe het moest. Een dikke hommel vloog voorbij. De grassprieten kriebelden tegen haar blote benen. Maar ze bewoog zich niet. Groot zusje kwam dichter en dichter en dichterbij. En opeens was ze zó vlakbij dat klein zusje haar zou kunnen aanraken als ze wilde. Maar dat deed ze niet. En groot zusje ging tussen de margrieten zitten. Ze riep niet meer, nee, ze begon te huilen. Ze huilde en huilde, precies zoals klein zusje zo vaak deed. Maar nu was er niemand die een arm om groot zusje heen sloeg. Niemand die een zakdoek te voorschijn haalde en zei; “Hier, snuiten.” Groot zusje zat daar maar in haar eentje te huilen.
Klein zusje stond op. Ze ging naar haar toe en sloeg haar arm om groot zusje heen. Ze pakte haar zakdoek en zei heel lief: “Hier, snuiten.” En groot zusje snoot haar neus. Toen gaf klein zusje haar een zoen.
“Waar was je?" vroeg groot zusje.
“Doet er niet toe,” zei klein zusje, “Ga mee naar huis, limonade drinken.”
En vanaf die dag zorgden klein zusje en groot zusje allebei voor elkaar, want klein zusje had immers een heleboel geleerd van groot zusje en nu wisten ze allebei hoe ze alles moesten doen.
Artikelen in dit thema Warmer worden
- Kijktafels voor de lente, Hemelvaart en Pinksteren
- Zin in de lente!
- Lente, een voorleesverhaal
- Bijbelverhalen vol kracht en hoop
- BIdden in mei
- Groot en klein zusje
- Zomaar wham!
- Versjes voor Hemelvaart en Pinksteren
- Een kroon van vlammen
- Liedjes en gebedjes over zon, vuur en warmte
- Liefde hoeft geen woorden
- Een vuurkorf knutselen
- Twee haiku's
- Vuurtje stoken