Kijken in het donker
Kleine Uil wordt wijs
Lees elke dag een stukje van dit nieuwe adventsverhaal geschreven door Marjet de Jong. OPROEP: Iets leuks gemaakt/gedaan/gehoord bij dit adventsverhaal? Schrijf het ons! Wij verloten onder de inzenders drie uilen-prijsjes op 18 december.
TIP: Laat je kinderen zelf een tekening maken bij een gedeelte uit het verhaal...
______________________________________________________________________________________________________________________________________
Zondag 1 december
Het was nacht in het bos. Grote wijze Uil zat zwijgend op haar tak. Naast haar zat kleine Uil. Hij luisterde naar de geluiden van de winter. Het neerdwarrelen van de laatste bladeren. "Ik hoor een blad vallen!" riep kleine Uil. Het geschuifel van de muizen die daaronder naar voedsel zochten. "Ik hoor muizen!" riep kleine Uil. De plof van een dennenappel die uit de boom viel. "Dennenappel!!" riep kleine Uil. "Ik ben superslim! Ik hoor en zie alles!"
Grote wijze Uil schudde haar hoofd. "Je hebt goede oren en goede ogen, kleine Uil. Je bent slim, maar je bent nog niet wijs".
"Ja wel, ik ben wijs, want ik hoor en zie alles!" riep kleine Uil, "Zelfs in het donker!"
"Maar je hebt nog niet zoveel donker meegemaakt, kleine Uil," zei grote wijze Uil.
"Welles," zei kleine Uil, "Al het donker van de wereld. Nu bijvoorbeeld
zie ik daar
onder die bladeren
een paddenstoel groeien. Echt waar! Zal ik hem pakken?" En hup, met een sierlijke sprongetje vloog kleine Uil van de tak naar beneden.
_____________
Maandag 2 december
Kleine Uil kwam terug met een bruine zwam in zijn poten. "Kijk, ik zag hem, in het donker!" riep hij trots.
"Oehoe," riep grote wijze Uil."Dat is een mooie paddenstoel. Maar de wereld is groter dan het bos. En er is meer donker dan jij weet."
"O ja?" zei kleine Uil. Hij begreep er niks van. Toen zei grote wijze Uil:
"Je bent geen uilskuiken meer. Je bent slim en bijna groot. Nu is het tijd dat je ook wijs wordt, net als ik."
"Dat wil ik wel." zei kleine Uil.
"Luister goed, zei grote wijze Uil. "Morgen stuur ik jou de wijde wereld in. Mijn opdracht is: zoek de donkerste plek op aarde. Als je die gevonden hebt, ben je wijs geworden."
"Echt waar?" vroeg kleine Uil. Het leek hem een makkie.
"Oehoe" zei grote wijze Uil. En zo zaten ze tevreden op hun tak en deden een slaapje.
_____________
Dinsdag 3 december
De volgende morgen nam kleine Uil afscheid van grote wijze Uil en vloog weg, op zoek naar de donkerste plek op aarde. Hij vloog heel lang door het bos, van boom naar boom. Zo kwam hij bij de rand van het bos. Wat licht was het hier! Hij zag weilanden voor zich met hier en daar een boerderij en wat bomen. Dit was duidelijk de grote wijde wereld. Kleine Uil vloog over weiden en velden, ving soms een muis en streek soms even neer in een boom. Hij wist niet hoe hij hier nu de donkerste plek op aarde moest vinden. Hij vloog en vloog, en langzaam werd het donker. Toen zag kleine Uil in de verte een stad liggen. Donkere gebouwen staken af tegen de avondlucht. Daar zal het zijn, dacht kleine Uil. Hij vloog naar de stad en streek neer op een dak.
______________
Woensdag 4 december
Het was intussen nacht geworden. Kleine Uil zat in de stad op een dak uit te rusten van zijn lange reis. Nu moest hij de donkerste plek op aarde zoeken. Waar zou dat zijn? Ineens hoorde hij voetstappen achter zich. Er kwam een mannetje aan over het dak. Hij had een pikzwart gezicht, was prachtig gekleed en droeg een hoed met een pluim. Kleine Uil staarde het mannetje verschrikt aan.
"Je weet niet wat je ziet? Ik ben Piet, Zwarte Piet!" zei het mannetje. Het rijmde. Dat vond kleine Uil leuk.
"En wat doet u hier in het donker?" vroeg hij.
"Ik haal een heel mooi pak, uit mijn zak, deze zak," rijmde Piet verder. "Die gooi ik één voor één door de schoorsteen heen. Kijk, húp, allemaal
door het rookkanaal."
Kleine Uil dacht dat dit wel de donkerste plek op aarde moest zijn. Hij ging op de schoorsteen zitten en keek erin. De binnenkant was zwart van al het roet. Maar toen hij wat beter keek, was het helemaal niet donker, want beneden zag hij licht! Er stonden schoentjes met wortels erin en hij hoorde hij kinderen zingen. Zwarte Piet was intussen alweer drie daken verder.
Ik heb hem nog niet gevonden, die donkerste plek, dacht kleine Uil. Maar morgen zoek ik verder.
_____________
Donderdag 5 december
De volgende morgen vloog Kleine Uil rond in de stad. Hij zag heel veel blije kinderen op straat en in de huizen. Ze waren aan het spelen met splinternieuw speelgoed. De kinderen binnen droegen nieuwe pantoffels en de kinderen buiten droegen nieuwe mutsen en dassen. Ze deden nieuwe spelletjes, speelden met nieuwe poppen en bouwden met nieuwe blokken. Een en al vrolijkheid, zag kleine Uil. Tot hij wat beter keek. Hij zag dat sommige kinderen ruzie maakten over het nieuwe speelgoed. En dat sommige kinderen verdrietig en zelfs boos waren omdat ze iets niet hadden gekregen waar ze op hadden gehoopt.
Ook al is het feest, niet alle kinderen zijn blij, dacht hij. Dat is een donker kantje van dit feest. En hij voelde zich al een beetje wijzer worden. Hij streek neer op een dak, vlak bij een zolderkamer.
______________
Vrijdag 6 december
Kleine Uil keek de zolderkamer in, die helemaal donker was. Hij zag een kinderbed en een tafel. Hij zag knuffels op het bed en kleren op de stoel. Zou dit dan de donkerste plek op aarde zijn? Binnen ging de deur open en viel er ineens licht in de kamer. Daar kwam een moeder binnen met een meisje. Het meisje had haar pyjama aan. Ze liet zich op haar bed vallen en kroop naast de knuffels. De moeder las voor uit een splinternieuw boek. Toen praatten ze nog even heel zachtjes. Maar Kleine Uil had goede oren. Hij hoorde de moeder zeggen: "
en ik moet je vertellen
dat we over een paar maanden nóg een cadeau krijgen." Het meisje ging met grote ogen overeind zitten.
"Over een paar maanden, mam? Waarom nú niet?"
"Omdat het cadeau nog even in het pakje moet blijven zitten."
"Maar waarom kan ik het nú niet uitpakken, mama, waar is het cadeau dan?" Toen zei de moeder: "Hier, bij mij". Kleine Uil begreep er niks van. Maar het meisje riep: "Een baby? Echt waar mama? Een zusje? Een broertje?" Ze lachten allebei en het meisje kneep haar moeder bijna fijn. En toen moeder de kamer uitging, was de kamer weer donker. Maar Kleine Uil zag vooral het stralende gezicht van het meisje.
_______________
Zaterdag 7 december
Kleine Uil vloog weer verder door de stad en kwam aan bij een heel groot gebouw. Het had een toren met een punt en donkere gaten waarin de klokken hingen. Daar kon het wel eens zijn, dacht Kleine Uil. Hij vloog de toren binnen en keek rond. Het was er warm en gezellig, vond Kleine Uil, maar hij wist niet precies waarom. Toen hoorde hij achter zich "Oehoe".
Een mooie kerkuil keek kleine Uil vriendelijk aan."Uit het bos zeker?" vroeg zij.
"Kunt u dat zien?" vroeg kleine Uil.
"Je bent er niet een van ons. Je bent donkerder" zei de kerkuil. "Wat kom je doen?"
"Ik ben op zoek naar wijsheid." zei Kleine Uil. "Die zal ik vinden op de donkerste plek op aarde."
"Dat komt goed uit," zei de kerkuil. In ons gebouw is veel wijsheid te vinden. Ik laat je morgen binnenkijken." Dat vond kleine Uil een goed idee. Hij mocht mee-eten met de kerkuil en haar familie en keek tevreden in het donker van de nacht.
____________
Zondag 8 december
De volgende dag regende het en kleine Uil was blij dat hij met de kerkuil mee naar binnen mocht. Ze gingen niet door de deur, maar door een geheime ingang die alleen de uilen kenden, kruipend door gaten en kieren, springend van de ene balk op de andere. Eindelijk waren ze binnen, hoog bovenin de kerk. "Waar is de donkerste plek?" fluisterde kleine Uil.
"Dat weet ik niet, je moet zelf maar op onderzoek uitgaan," zei de kerkuil, en verdween.
Het gebouw leek wel donker, maar kleine Uil ontdekte dat er toch licht was. Door de gekleurde ramen viel wat licht, en er brandden ook een paar kaarsen vooraan. Twee kaarsen op een groene krans. En een vlammetje in een mooie olielamp. Kleine Uil ging overal langs, de pilaren en de nissen en de banken. Er zaten wat mensen in de banken. Ze zaten rustig in het donker. Ze zaten zelfs met hun ogen dicht. Alsof ze iets zagen waar geen licht bij nodig was. Kleine Uil begreep dat dit níet de donkerste plek op aarde was. Ik moet verder zoeken in de stad, dacht hij.
___________
Maandag 9 december
De volgende dag nam Kleine Uil afscheid van de kerkuilen-familie en vloog de stad weer in. Hij zag een bord met een grote H erop. 'Ziekenhuis" betekende dat. Ziek zijn is náár, dacht kleine Uil. Een ziekenhuis in de nacht, dat moet wel de donkerste plek op aarde zijn. Hij besloot in het park de avond af te wachten. En terwijl het langzaam donker werd en kleine Uil op een brugleuning zat te wachten, gebeurde er iets onverwachts. Hij hoorde snelle voetstappen achter zich en ineens ... zag hij niks meer. Er was een grote zak over hem heen gegooid en iemand hield die stevig dicht. "Zo, da"s een mooi jong uiltje" hoorde hij een man zeggen. Deze bosuil had ik nog niet. Die neem ik mee."
"Mee?" dacht kleine Uil. "Dat wil ik helemaal niet!" Hij begon zich flink te verzetten en zette zijn nagels zo gemeen in de arm van de man, dat die de zak losliet. Kleine Uil werkte zich eruit en vloog weg, recht omhoog, de hoogste boom in. De man keek hem beteuterd na. "Toch jammer." zei hij. En hij liep weg. Kleine Uil moest een hele tijd bijkomen van dit benauwde avontuur. Hij dacht: "Ik ben slim, ik heb goede oren en ogen, en ik kan ontsnappen als de beste. Ben ik nu wijs?" Omdat hij daar niet zeker van was, ging hij toch maar naar het ziekenhuis.
___________
Dinsdag 10 december
Toen Kleine Uil op het dak van het ziekenhuis aankwam, was de nacht al gevallen. Alle zieken liggen vast te slapen, dacht Kleine Uil, dit moet wel de donkerste plek op aarde zijn. Hij sprong van het dak op het eerste balkon. Binnen zag hij piepkleine baby"tjes in couveuses liggen. Ze werden warm gehouden en heel goed verzorgd door allerlei mensen in het wit. De kamer was behoorlijk donker. Er brandden alleen wat zachte lampjes. Niet voor de baby"s, maar voor de verzorgers.
Toen nam kleine Uil een sprongetje naar het balkon daaronder. Hier lagen grote mensen in bed. Sommige sliepen, anderen lazen een boek. Iedereen had lampjes en apparaten bij zijn bed. Het was nacht, maar donker, nee donker was het niet. Toen sprong Uiltje nog een balkon lager. Daar binnen lagen kinderen op een rij in bed. Ze sliepen allemaal, ze sliepen rustig om beter te worden. En elk kind had een nachtlampje. Het was nacht, maar donker was het niet. Hier is het niet, dacht Kleine Uil, ik moet verder zoeken.
__________
Woensdag 11 december
Kleine Uil vloog over grote gebouwen en kleine huisjes, maar overal in de stad was licht. Ineens zag hij een donker straatje, met twee piepkleine lichtpuntjes. Die puntjes waren de sigaretjes van twee arme vrouwen. Midden in de nacht zaten ze buiten tegen een muur. Soms zei de een wat, dan de ander. Dan lachten ze en namen ze een trekje van hun sigaret. Kleine Uil streek neer en keek hen nieuwsgierig aan. "Kijk nou," zei de ene vrouw, "een uil!"
"Dat zie je niet vaak," zei de ander.
"Die leven bij nacht", zei de een.
"Net als wij!" zei de ander. Toen lachten ze samen met krakende stemmen.
"Kom d"r bij zitten jochie!" zei de een.
Ineens ging het licht aan in het huis waar ze tegenaan zaten. Een man deed de deur open en zei: "Zo dames, zijn jullie toe aan een bakkie koffie?"
"Nou graag Bert, we bevriezen hier zowat. En mag die uil ook mee naar binnen?"
Maar kleine Uil was allang gevlogen, Het straatje was niet zo donker als hij dacht. Er werd gelachen en dat was ook iets van licht.
___________
Donderdag 12 december
In de stad heb ik nu alles gezien, dacht kleine Uil. De daken en de schoorstenen, boze en blije kinderen, slechte en goede mensen, donkere gebouwen waar toch licht was. Waar vind ik de donkerste plek op aarde? Ik ben nog niet wijs genoeg.
Kleine Uil vloog de stad uit, naar het platteland. De wegen waren vol licht van auto"s en lantaarns. Boven de weilanden fonkelden de sterren, in de lucht vlogen vliegtuigen. Kleine Uil begon te geloven dat het nergens zo donker was als in zijn eigen bos. Toen kwam hij over een boerderij. De lichten waren uit want boeren gaan vroeg naar bed. De stal was donker. De konijnenhokken waren donker, het kippenhok was donker. Daar moet het zijn, dacht kleine Uil. Hij vloog de stal binnen en kon met zijn uilenogen alles goed zien. De koeien lagen rustig bij elkaar. Sommigen lagen wat te kauwen, anderen sliepen. De man scheen door de dakramen naar binnen en in een kamertje opzij zag kleine Uil de oude computer van de boer. Die stond te zoemen en te werken. Allemaal cijfertje kwamen voorbij over de koeien en hun melk. Dit is een mooie plek om te blijven, dacht kleine Uil, en zocht een plekje in de nok van het dak.
____________
Vrijdag 13 december
De volgende morgen ontdekte kleine Uil dat er kinderen woonden op de boerderij. Ze hadden geen speelgoed zoals in de stad. Ze speelden met de drie katten en de hond, met de konijnen en de cavia"s. Ze bouwden hutten in het hooi en hielpen met bezemen en voerden de dieren. Van "s morgens vroeg tot "s avonds laat was iedereen druk.
Terwijl de jongens naar de stad waren met moeder, ontdekte het meisje kleine Uil. Ze schrokken geen van beiden. Het meisje pakte kleine Uil voorzichtig op, net als een konijn of een kip. "Mag ik hem houden, pap?" vroeg ze. De boer lachte.
"Een uiltje? Nee meisje, dat kan niet. Die leven in het wild en moeten vrij kunnen jagen.
"Maar ik maak hem wel mak!" zei het meisje. "Hij vindt mij aardig". Kleine Uil bewoog zijn kop van links naar rechts en weer terug. Want het meisje vond hij aardig, maar een hok
dat leek hem niks. Kleine Uil vloog uit haar armen omhoog naar de punt van het dak. In de verte zag hij de lichten van de auto aankomen. Uil tuurde in het donker. "Wat ligt er in de auto?", dacht hij. "Het lijkt wel een stuk bos!". Thuisgekomen trokken de jongens een grote sparrenboom uit de auto en droegen hem naar binnen. Wat is dat nou? dacht kleine Uil...
___________
Zaterdag 14 december
Kleine Uil keek door het raam van de boerderij. Terwijl het buiten stikdonker was, stond in de kamer een groene boom uit het bos, helemaal versierd met lichtjes en slingers. De kamer glinsterde van het licht. Ook stond er een groene krans met vier kaarsen erop. De moeder deed drie van die kaarsen aan. "Want morgen is het de derde zondag van de advent", zei ze. Daar begreep kleine Uil niets van. Waarom deed ze niet alle kaarsjes aan? Waar wachtte ze op? Ik zie alles, dacht kleine Uil, maar echt wijs ben ik nog niet. Misschien moet ik maar terug naar het bos. Naar grote wijze Uil, want mijn opdracht is mislukt. Kijk, ook hier op de boerderij in stikdonkere nacht is er licht en kijkt iedereen blij! Ik weet het echt niet meer...
___________
Zondag 15 december
De volgende dag vloog Kleine Uil helemaal terug richting bos. Hij vloog tot diep in de avond. Op elke donkere plek waar hij langskwam, zag hij bomen vol lichtjes en achter elk raam zag hij kaarsjes branden. In arme boerderijen en rijke boerderijen, in kleine huisjes en grote landhuizen.
In het holst van de nacht kwam hij aan bij grote wijze Uil. Die was dolblij kleine Uil terug te zien, en keek hem recht in zijn ogen. "Wat heb je gezien, kleine Uil?" vroeg zij. En Kleine Uil vertelde over de daken en de schoorstenen, boze en blije kinderen, slechte en goede mensen, donkere gebouwen waar toch licht was, arme mensen en rijke mensen, bomen vol lichtjes ...
"En wat was de donkerste plek op aarde?" vroeg grote wijze Uil.
"Die heb ik niet gevonden," zei Kleine Uil eerlijk. "Overal zijn lichtpuntjes." Hij zuchtte diep en zei: "Ik geef het op. Ik blijf een uilskuiken". Toen verzonk hij in somberheid.
"Oehoe. Juist." zei grote wijze Uil. "Dus ... je geeft het op." En zij zweeg.
Kleine Uil zei ook niets. Hij had zijn ogen open, maar keek nergens naar. Hij had goede oren, maar luisterde niet.
"En wat is nú de donkerste plek op aarde, Kleine Uil?" vroeg grote wijze Uil.
Kleine Uil keek verlegen opzij. Wat was grote wijze Uil toch wijs. Ze keek recht in zijn kleine Uilenhart, waar het behoorlijk donker was.
"Doe een slaapje, Kleine Uil. Morgen praten we verder. Je bent al veel wijzer dan je denkt."
__________
Maandag 16 december
Die dag begon met stralende zon en pittige kou. Grote wijze Uil vloog met Kleine Uil naar de top van de hoogste van alle bomen. Van daaruit konden ze heel ver kijken, over weiden en rivieren naar steden en bergen en bossen ver, ver weg.
"Kijk, kleine Uil," zei grote wijze Uil. "De wereld is veel groter dan je had gedacht. Je bent geen uilskuiken meer. Je hebt al veel meegemaakt en je wijsheid groeit. Ga morgen weer op weg, en kijk verder dan je ooit heb gekeken. Ergens vind je de donkerste plek op aarde." Kleine Uil voelde de zon op zijn gezicht, en de vrieskou in zijn neusgaten. Hij kreeg zin om te gaan. Echt vér. Vérder dan ver
.
__________
Dinsdag 17 december
Die morgen nam kleine Uil weer afscheid en vloog de wijde wereld in. Hij vloog over weiden en velden, over steden en dorpen, over fabrieken en vliegvelden zonder moe te worden. Hij vloog over heuvels en hoge besneeuwde bergen en bossen. Over woestijnen en ruïnes. En eindelijk, eindelijk werd hij moe. Waar ben ik? dacht hij. De bomen waren anders dan zijn eigen bos. De dorpen zagen er anders uit. De mensen hadden andere kleren aan. Hij zag andere dieren en andere planten. Kleine Uil streek neer op een dak in een klein stadje, Betlehem. Het was er druk. Hij hoorde een bakker roepen: "De láátste broden, de láátste broden vandaag!" Er kwam een jongetje met een munt om een brood te kopen. Maar een grote soldaat duwde iedereen opzij en kocht al het brood van de bakker op. Er was niets meer voor het gewone volk. Wat zagen de mensen er somber uit. Kinderen speelden niet, er waren geen huisdieren, alleen wat magere vermoeide ezeltjes. Soldaten liepen door de straten. De soldaten hielden alles in de gaten. Kleine Uil had nog nooit zoveel droefheid gezien. De zon begon onder te gaan en Kleine Uil kroop in een gaatje onder een dak. "GREBREH" las hij ondersteboven. Daar rustte kleine Uil uit.
__________
Woensdag 18 december
De volgende dag was Kleine Uil nog te moe om een vleugel te verroeren. Hij keek en luisterde naar alles wat hij zag. Heel veel mensen stonden voor de stadspoort, eerst tien, toen twintig, toen vijftig, toen honderd en nog veel meer. Soldaten hielden de mensen tegen. Ze lieten de mensen één voor één bij zich komen. Een soldaat riep de vragen, een ander schreef de antwoorden op: "Je naam? Vaders naam? Waar woon je? Beroep? Heb je eigen grond? Hoeveel meter grond? Hoeveel zonen?" Zo ging het maar door tot diep in de avond. Eenmaal binnen in het stadje zochten de mensen onderdak in de herberg. Ze hadden dagen gelopen, uren gewacht en waren doodop net, als hij. Kleine Uil zag zelfs een jonge vrouw die in verwachting was, op de rug van een ezeltje zitten. Haar man ondersteunde haar met een arm. Ze probeerden ook in de herberg te komen, maar nee, die was vol, ze moesten weer door. De vrouw had het zwaar, dat zag kleine Uil die hen nakeek. Ineens kwam de baas van de herberg achter hen aan. Hij wees in de verte, hij wees hun de weg. De man en de vrouw op het ezeltje knikten "bedankt" en trokken weer verder, het donker in. Kleine Uil besloot voor hen uit te gaan.
___________
Donderdag 19 december
Het was kouder geworden en heel, heel donker. Kleine Uil vloog voor het ezeltje en de man en de vrouw uit. Hij kon zo goed zien in de nacht, dat hij de ezel kon helpen het smalle paadje te volgen. Hij was bedroefd voor de man en de vrouw. Kon het donkerder zijn dan hier? Zou de vrouw hier een kindje moeten krijgen? Kleine Uil voelde dat hij aan het eind van zijn zoektocht kwam. In de verte zagen ze de vorm van een stal. Oud en verlaten, de deur op een kier. "Kijk Maria!" zei de man blij "Daar is de stal die de herbergier heeft beloofd."
"God zij gedankt, Jozef" zei de vrouw met een zucht. "Ezeltje is zo moe. Daar kunnen we eindelijk gaan rusten!" Kleine Uil vloog vooruit naar het dak van de stal. "Oehoe." zei hij...
____________
Vrijdag 20 december
Kleine Uil zag hoe Jozef Maria van de ezel afhielp en hoe hij de deur van de oude stal voor haar openhield. Ze gingen naar binnen met het ezeltje en de deur viel dicht. Kleine Uil keek vanaf het dak door een grote kier naar binnen. Buiten was het koud, maar binnen had Jozef van stro en hooi een bed gemaakt. Maria lag dicht bij de ezel. Zo bleven ze lekker warm. Ook legde Jozef spullen klaar voor het kindje dat zou komen. Ze aten nog wat brood, dronken nog wat water en lachten zacht om het kriebelende hooi."Het komt goed, Maria".
'Heel goed, Jozef."
Ik laat ze maar met rust, dacht kleine Uil. Ik denk dat ik de donkerste plek op aarde gevonden. Ik moet terug naar huis. Maar iets in hem zei: nee ..., dit is het niet. Hier is liefde en warmte, geen duisternis.
____________
Zaterdag 21 december
Kleine Uil vloog door de nacht en zag in de verte een vuurtje. Nieuwsgierig ging hij erheen en streek neer in een struik. Er lag een grote kudde schapen in het veld. En bij het vuur zaten twee herders. Een oude en een wat jongere herder.
"Wat voor weer wordt het morgen, denk je?" zei de oude herder.
"Rotweer." zei de jongere. "Net als altijd." Het was even stil.
"En ... hoe gaat het met je vrouw?" vroeg de oude herder.
"Waardeloos." zei de jongere. "Altijd chagrijnig."
"En met je kinderen?" vroeg de oude weer, "Twee zonen heb je toch?".
"Zit niks bij", zei de ander. "Ze zijn dom en lui, allebei. Net als hun moeder."
Ze zwegen weer een poosje. Toen begon de oude herder weer te praten.
"Heb je al die arme reizigers gezien in de stad? Betlehem zit helemaal vol."
"Ja, vol." zei de jonge. "Laten ze weggaan. Ze eten ons brood op."
Kleine Uil schrok van die harde woorden.
"Maar ze komen toch niet uit vrije wil", zei de oude herder weer. "Ze móeten van de Romeinen."
"De Romeinen moeten ook ophoepelen." zei de jongere herder.
Toen zei de oude herder voorzichtig: "God heeft beloofd dat hij een redder zal sturen. Een nieuwe koning die vrede brengt!"
"Daar geloof ik niet in." zei de jonge herder. "Allemaal onzin".
"Maar geloof je wel dat het goed komt? Met ons volk?" vroeg de oude herder.
"Nee. Het komt niet meer goed." zei de ander, "Nooit meer."
Kleine Uil kon zijn oren haast niet geloven.
____________
Zondag 22 december
"Dus jij denkt
" zei de oude herder, "Dat het niet meer goedkomt? Dat God zijn belofte niet houdt?"
"Schei toch uit," zei de jonge herder, "Ga toch weg met die praatjes. Ik geloof er geen ene moer van. Het komt niet goed. Leg je daar maar bij neer."
De oude herder schoof een stuk bij de ander vandaan en ging liggen. Hij keek naar de sterren en zuchtte diep.
Kleine Uil begon te rillen over zijn hele lijf. Hoe licht en warm het kampvuur ook brandde, hoe mooi de sterren ook twinkelden, de woorden van de jonge herder waren koud en duister. Ineens wist hij het zeker. Het hart van de jonge herder was
de donkerste plek op aarde. Als je niet meer gelooft dat het goed komt, als je je brood niet wilt delen, als je niets meer ziet in je vrouw en je kinderen en niet vertrouwt op God
dan is het donker als een wolk om je heen. Dan willen mensen niet meer bij je zijn. Donker
is iets in je hart, wist Kleine Uil nu. Hij voelde een licht in zich groeien. Was dit nu de wijsheid waar grote Uil over had verteld?
____________
Maandag 23 december
Terwijl Kleine Uil nadacht over licht en donker in je hart, verscheen er opeens een licht over de velden. Een schare engelen daalde neer uit de hemel. Ze kwamen naar de donkerste plek op aarde. Zij zongen een boodschap die voor iedereen was bestemd, voor mensen en dieren, voor oud en jong, voor iedereen overal. Dat er een koning was geboren voor het volk. Een vorst van de vrede, Jezus, de Zoon van God! De oude herder stond op met zijn stramme benen en hief zijn armen naar de hemel. "Dankuwel, God!" riep hij dolblij. "Dankuwel!"
En de jonge herder... stond hevig te snikken. Hij durfde niet eens naar het licht te kijken, zo schaamde hij zich voor wat hij had gezegd. Zijn hart was geraakt door het woord van de engel en hij zag nu hoe dom hij was geweest, dom en verhard en zonder hoop. Hij wilde zijn vrouw en zijn kinderen omhelzen, maar die waren er niet. Daarom omhelsde hij zijn collega en maakten ze samen een rondedans
____________
Dinsdag 24 december
Kleine Uil maakte ook sierlijke rondjes in de lucht, als een engel zo licht. "Wat een groot nieuws", dacht hij, "Gods licht komt ook op de donkerste plek op aarde!" Hij had niet eens in de gaten hoe wijs die gedachte was, want de engel riep dat ze op weg moesten gaan naar een stal, de stal waar het kindje geboren was. Van overal kwamen de schapen aanlopen. koeien en ezeltjes en vossen en vogels, alsof ze wisten wat er in deze wondere nacht was gebeurd. Kleine Uil wist de weg naar de stal en ging voorop. Toen ze aankwamen bij de schamele stal, straalde er een licht van binnenuit, het licht van God, dat recht in je hart schijnt. Kleine Uil zocht zijn plekje weer op het dak. En tot zijn grote verbazing zat daar grote wijze Uil, helemaal naar hier gekomen om de pasgeboren koning te zien. Grote wijze Uil hoefde kleine Uil maar aan te kijken om te weten dat hij de wijsheid had gevonden. "Oehoe", zeiden ze tegen elkaar. "Oehoe." Dat betekent zoiets als "Zo is het!".
tekst en beeld (c) 2013 Marjet de Jong
Deze illustratie past precies op de achterkant van het Adventhuisje. Kijk hiervoor bij de rubriek Kijktafels!
Artikelen in dit thema Kijken in het donker
- Kijken in het donker, Advent 2013
- Kleine Uil wordt wijs
- Knutselen: een uiltje
- Tasten in het donker
- Samen doen: zoeken in het donker
- Dwars door het donker, vieren rond de adventskrans
- Hoopvol leven of optimistisch leven?
- Prentenboeken over wachten, dromen en hopen
- Samen doen: een lichtjes- of boswandeling
- Bijbelverhalen over licht voor jongere kinderen
- Verhalen over dromen, kijken in het donker en verlangen in de bijbel voor oudere kinderen
- Advent en Kerst met het eerste koffertje